Als troostprijs heeft Angela Merkel onlangs de Unesco-vredesprijs gekregen. Toch is het sinds haar aftreden eind 2021 met haar reputatie als een lawine bergafwaarts gegaan. Bij haar afscheid gold zij als het grootste staatsmens van deze (nog korte) eeuw. Zestien jaar had zij Duitsland met vaste hand geleid en daarmee de EU. Niet door een geweldige uitstraling of redenaarstalent, maar door kalm en beheerst zaken op te lossen. Gaslevering zou Rusland aan Europa binden. Die overtuiging verleidde haar ertoe akkoord te gaan met Nordstream II. Bij de proteststemmen van EU-lid Polen en ‘bondgenoot’ Oekraïne voegden zich de Verenigde Staten. De in 2020 gekozen president Joe Biden stelde zelfs onomwonden dat hij met alle middelen de in gebruikstelling zou verhinderen. Desondanks bleef Merkel halsstarrig aan haar besluit vasthouden, goed voor de relatie met Poetins Rusland, goed voor de Duitse economie. Aan die relatie met Poetin hechtte zij, sprak met hem zonder tolken en wist hem in het gareel te houden, meende ze. Enerzijds bood ze in 2014 daarom weinig tegengas bij de Russische agressie, anderzijds schaarde ze zich achter het associatieverdrag met Oekraïne en nam geen afstand van de NAVO-aspiraties van dat land. Dat stemde Poetin woedend. Historici kunnen nog jaren discussiëren over de vraag of Poetins agressie in 2022 veroorzaakt is door de uitbreiding van NAVO of dat Merkel en de NAVO hem afgehouden hebben van eerder ingrijpen.
Na de Russische aanval op Oekraïne belandde Merkels buitenlandse politiek op de schroothoop. Wat zijn haar verdere verdiensten? Zij zou in 2010 de euro hebben gered, maar toen en later waren er weinig economen die haar die eer gunden. De koers van de euro bleek uiterst stabiel. Merkels zorg ging uit naar het redden van Duitse banken op kosten van de (inderdaad frauderende) Grieken. In 2015 sprak ze de verlossende woorden tijden de vluchtelingencrisis, waardevol, maar in de jaren daarna lanceerde ze geen voorstel voor een structurele aanpak. Impulsief besloot ze de Duitse kerncentrales te sluiten. Zo lijkt haar kanselierschap achteraf bekeken niet veel meer dan het op de winkel passen met wisselende resultaten.
Dat steekt mager af bij de man die ze in haar partij opvolgde, Helmut Kohl. Ook zestien jaar bondskanselier, een man die lang als brokkenpiloot gold, maar die de hereniging van Duitsland op zijn naam schreef. Dat had hij te danken aan Gorbatsjov, maar Kohl greep die unieke kans en dat is een gave.
Hoe zit het met andere reputaties in Europees verband? Die van Jean Monnet en Robert Schuman hebben een graad van heiligheid hebben bereikt en dat maakt ze onkwetsbaar. Sicco Mansholt daarentegen, de vader van het Europees landbouwbeleid, kan op weinig bewonderaars rekenen.
Zelf werd hij de grootste criticus van het door hem jarenlang gevoerde beleid, een unicum bij staatslieden. Charles de Gaulle en Konrad Adenauer worden in hun eigen land nog op handen gedragen, maar daarbuiten? Jacques Delors, de voorzitter van de Europese Commissie (1985-1995) die na dertig jaar de EU eindelijk tot een echte unie wist te smeden, lijkt al bijna vergeten. Hij voerde de vier absolute vrijheden in, van goederen, personen, kapitaal en diensten. Die van goederen is nog onomstreden, die van personen ontmoet veel kritiek. Delors kon onmogelijk rekening houden met de oostwaartse uitbreiding van de EU, die een gigantische migratiestroom in gang zette en als gevolg daarvan de Brexit. Met vluchtelingen of Schengen, het VK viel buiten de Schengenzone, had dat niets te maken. Aan de vrijheid van kapitaal bleken ook al vele nadelen te kleven, door het stimuleren van belastingontduiking en witwassen. Welke Europese reputatie blijft wel staan?