Orang-Oetan en palmolie in Indonesië
De huidige Europese Unie was vroeger berucht om het protectionisme. Men had de mond vol over ontwikkelingssamenwerking, maar als puntje bij paaltje kwam, wogen de belangen van Europese boeren zwaarder. Zo werd rietsuiker door hoge invoerrechten zo veel mogelijk buiten de deur gehouden. Dat is grotendeels verleden tijd.
Indonesië, met bijna 300 miljoen inwoners, spant zich in om de welvaart op te krikken. Daarvoor is export naar westerse landen noodzakelijk om geld in het laatje te brengen. Palmolie is momenteel het belangrijkste exportproduct. Zoals de naam al zegt, wordt die gewonnen uit de vruchten van de oliepalm, met tal van mogelijkheden van frituurvet tot zeep. De oorzaak van de groeiende vraag is vooral de toepassing als biodiesel en als bijmenging in benzine. Dat gold als fantastisch duurzaam. Auto’s in de Europese Unie rijden momenteel voor een (klein) deel op palmolie. De boeren in de EU zijn daar minder blij mee. Ook zij verbouwen oliehoudende gewassen als koolzaad en zonnebloemen. Palmolie is echter stukken goedkoper, omdat de opbrengst per hectare het zevenvoudige bedraagt.
Indonesië wil de aanplant flink uitbreiden, vooral op het nog vrij dun bevolkte Kalimantan. Grote stukken bos worden daarvoor afgebrand, met tijdelijk enorme luchtvervuiling. De daarna aangelegde plantages vormen een nieuw soort bos, als men de opkomende plantengroei onder de palmen zijn gang laat gaan. Bij goed gebruik (helaas lang niet altijd het geval) is de oliepalm een fantastisch gewas dat de bodem niet uitput en CO² opvangt.
In plaats van de economie daar te stimuleren, wil de EU de import beperken. De machtige boerenlobby ijvert daar al jaren voor. Doorgaans zijn boeren en milieuactivisten geen vrienden, maar op dit punt vallen ze elkaar in de armen. De oliepalm, zo voeren ze aan, vormt een aanslag op het onmisbare tropisch regenwoud. Daar zit best wat in, maar toch ontbreekt de logica. De westerse landen stoten de meeste CO² uit, hebben nauwelijks duurzame landbouw en weinig bos. Desondanks eisen ze van ontwikkelingslanden dat die hun bossen ongerept laten. Gratis, als het om een vergoeding daarvoor aankomt, gaat de hand op de knip. Vanwege snelle bevolkingsgroei en de buitensporige bevolkingsdichtheid van Java (drie maal die van Nederland), getuigt dat niet van redelijkheid. De oliepalm biedt de minst slechte oplossing. Vanwege de hoge opbrengst en omdat er een soort bos blijft. Duurzamer dan de akkerbouw in de EU en dan andere vormen van tropische akkerbouw. Daarnaast gaat het om betrekkelijk weinig land. Momenteel nemen oliepalmen in heel Indonesië 4 miljoen hectare in beslag, exact dezelfde oppervlakte als Nederland. Het Indonesische deel van Kalimantan is meer dan twaalfmaal zo groot.
Het sparen van het regenwoud doet het goed in de Europese publieke opinie. Met als extra, bijzonder aansprekend, argument dat de grootste mensaap op aarde, de Orang-Oetan, met uitsterven wordt bedreigd, met Kalimantan als belangrijkste leefgebied. Een serieus probleem, maar de oliepalm is niet de voornaamste oorzaak daarvan. In de praktijk valt het voortbestaan van ‘groot wild’ alleen te garanderen in uitgestrekte, goed beschermde, natuurreservaten.
De oliepalm is essentieel voor de economie van Indonesië en de EU kan de olie goed gebruiken als duurzame grondstof. Europese boeren kunnen beter overstappen op voedselgewassen. Een verbod op palmolie is ouderwets protectionisme met het milieu als goedkope smoes. De EU onwaardig.
Recente reacties